Het vertekende beeld van eigen verantwoordelijkheid

16-04-2020

  • Malou van Hintum
  • 76-87

 

 

Malou van Hintum stelt dat de psy-industrie ongelijkheid en armoede instandhoudt door problemen die (ook) politiek-maatschappelijke oorzaken hebben, louter en alleen op een psychologisch- individueel niveau te proberen op te lossen. Wat voor discours hebben we eigenlijk gecreëerd met betrekking tot ongelijkheid en armoede in onze hyper-geïndividualiseerde maatschappij? En welke verantwoordelijkheid hebben de geprivilegieerden in onze samenleving hierin?

 

Malou van Hintum is wetenschapsjournalist en moderator/ dagvoorzitter. Ze verdiept zich met name in gezondheid & psyche, en onderwijs & wetenschap. Opgeleid als politicoloog verbindt ze kwesties op deze terreinen graag met politieke en maatschappelijke vraagstukken. Malou publiceert onder meer in Trouw, NRC en De Groene Amsterdammer. Daarnaast schreef ze verschillende boeken, waaronder Doe eens normaal. Over zin en onzin van psychiatrische diagnoses (genomineerd voor de Psyche Mediaprijs) en Brein onder druk. Over stress, agressie en veerkracht.

 

Stress, burn-out, depressie, suïcide – als je de media mag geloven, neemt ons ongeluk epidemische vormen aan. Dag- en maandbladen (zoals NRC en Psychologie Magazine) hebben een dossier burn-out op hun site staan, Omroep Max besteedde in juli 2019 een hele televisieavond aan stress, en diezelfde dag berichtten verschillende media over de wildgroei aan ‘stresscoaches’ – ja, stress is natuurlijk ook een fijn verdienmodelletje.

 

De markt van zelfhulpboeken blijft groeien (net zoals de markt van dieetboeken; elke nieuwe versie geeft weer nieuwe hoop), en tijdschriften off- en online bestoken ons met vragen over ons welbevinden: Voel je je weleens onzeker? Zie je soms tegen dingen op? Denk je weleens ‘waar doe ik het eigenlijk allemaal voor’? Heb je de afgelopen week weleens wakker gelegen? Vind je dat je te veel piekert? Drink je niet te veel? Beweeg je niet te weinig? Afvinken maar, en naderhand je ‘behaalde punten’ optellen en kijken wat je score betekent.

 

De beste versie van jezelf

Het antwoord op al deze vragen is natuurlijk ‘ja’, want als mensen is niets menselijks ons vreemd, en gelukkig maar. Maar de vragenmaker zal bij elke score een alarm afgeven en je aanraden ofwel professionele hulp te zoeken, ofwel alert te blijven op de geringste signalen van verslechtering en dan zo nodig (en het is vrijwel altijd nodig) alsnog hulp te zoeken; of – bij een lage score – jezelf te verbeteren omdat je al zo goed bezig bent. En als het antwoord op alle vragen ‘nee’ is, deugt dat evenmin; want dan ontbreekt het je aan zelfinzicht.

Je kunt het, kortom, eigenlijk nooit echt goed doen, en jij bent de enige die daar wat aan kan veranderen. Want jij bent de enige die het beste uit jezelf kan halen, de enige die de beste versie van jezelf kan worden. En de beste versie van onszelf worden, is de nieuwe norm; dat is normaal. Normaal is dus niet wat je bent, maar wat je kunt worden. Normaal is wat je steeds moet nastreven en nooit zult bereiken, want als je er eenmaal bent, dan moet je weer verder kijken en hoger reiken. Want Het Kan Altijd Beter! Dát is normaal.

 

Zo zadelt de dwang tot perfectie ons op met een onmogelijke taak die vooral leidt tot frustratie, stress en een voortdurend gevoel van tekortschieten en onbehagen. Ongelukkigen of pechvogels bestaan niet meer; wie niet meekomt, is een loser, een sufferd die niet hard genoeg zijn best heeft gehad, kansen heeft gemist, of is weggelopen voor uitdagingen waarin hij zijn tanden had moeten zetten.

 

Gebrekkige individuele motivatie?

Als succes een persoonlijke keuze is, dan is falen dat ook. Zo kan het gebeuren dat problemen zoals inkomensonzekerheid, onveiligheid, verslaving, chronische ziekten of psychische aandoeningen van hun sociaal-maatschappelijke context worden ontdaan en worden geïndividualiseerd én gepsychiatriseerd. Problemen die samenhangen met een economisch systeem dat aan de ene kant bonussen uitdeelt en aan de andere kant flexwerkers uitperst; met een onderwijssysteem waarin kinderen met de rijkste ouders nog steeds het beste af zijn; met een ongelijk begin in het leven waarvoor je wordt gestraft met een slechter huis, een slechtere gezondheid en een kleinere portemonnee; met een diplomademocratie waarin de stem van lager opgeleiden slecht is vertegenwoordigd en zelfs op lokaal niveau slecht word gehoord, kortom: al die problemen die in feite maatschappelijke vraagstukken zijn die om structurele maatregelen vragen, blijken tegenwoordig veroorzaakt te worden door iemands gebrekkige individuele motivatie om zich in te spannen en er het beste van te maken.

 

Daarbij is de impliciete redenering dat succesvolle anderen bewijzen dat zij die inspanning wél hebben geleverd: zij hebben doodeenvoudig recht op een veel groter deel van de koek, want daar hebben ze voor gewérkt, hun best voor gedaan. Dat hebben al die marginalen met hun nul-urencontract – ach, de naam zegt het toch al? – natuurlijk niet. Die kunnen niks en die willen niks; het ontbreekt hen doodeenvoudig aan doorzettingsvermogen en wilskracht. Wat je ook bent, hebt, krijgt of verliest – het ligt allemaal aan jezelf.

 

Individualisering van succes en falen

In 2016 verscheen het manifest ‘Stel mensenrechten centraal in het sociaal werk!’. Hierin staan behartenswaardige gedachten voor iedereen die zich afvraagt of de individualisering van succes en falen niet is doorgeslagen. Het manifest is ondertekend door tientallen professoren en lectoren uit Nederland en Vlaanderen. Zij zeggen onder meer:

 

“In Nederland en Vlaanderen zien we het streven naar de ooit zo gekoesterde fundamentele waarden zoals rechtvaardigheid en gelijkheid in de verdrukking komen. Als oorzaken kunnen we onder andere noemen:

1. de gevolgen van de economische crisis en de noodzaak om alsmaar oplopende zorgkosten terug te dringen, waardoor een rechtvaardige verdeling van middelen onder druk komt te staan;

2. de dominantie van het neoliberale denken waarbij autonomie gedefinieerd wordt in termen van eigen verantwoordelijkheid en eigen redzaamheid; in dit autonomie-denken vallen mensen die om welke reden dan ook niet in staat zijn om verantwoordelijkheid te dragen en/of zichzelf te redden, buiten de boot.

 

De impact hiervan voor burgers die leven in kwetsbare levensomstandigheden is bijzonder groot. Denk aan kinderen, mensen in armoede, vluchtelingen, ouderen, mensen met een verstandelijke beperking, mensen met psychiatrische problematiek. En steeds meer mensen dreigen in kwetsbare situaties te leven. De gevolgen worden steeds meer zichtbaar: stijging van de armoede, grotere sociale ongelijkheid en uitsluiting, en rechten die in de knel dreigen te raken.”

 

Sociaal werk

De hooggeleerden richten zich met hun manifest op de sociaal werkers, en noemen sociaal werk een ‘mensenrechtenberoep’. Want: “Sociaal werkers proberen elke dag opnieuw uitsluiting van mensen in de samenleving op te heffen, en bij te dragen aan sociale rechtvaardigheid en menselijke waardigheid.” Je zou voor ‘sociaal werkers’ ook psy-deskundigen kunnen invullen: psychiaters, psychologen, psychotherapeuten, psychiatrisch verpleegkundigen en andere psy-gerelateerde beroepen. Ook zij proberen elke dag opnieuw uitsluiting van mensen in de samenleving op te heffen en bij te dragen aan sociale rechtvaardigheid en menselijke waardigheid – hoop ik.

 

Maar wat veel van hen in feite – en ongetwijfeld met de beste bedoelingen – doen, is slapeloosheid, stress, depressie, irritatie, gevoelens van machteloosheid, hulpeloosheid en zinloosheid, proberen te verhelpen door de oorzaak daarvan uitsluitend in die patiënten zelf te zoeken; en dan kunnen deze ongelukkigen helemaal zelf werken aan de oplossing ervan.

Daarbij wordt gezwaaid met termen als ‘zelfredzaamheid’, ‘weerbaarheid’, ‘veerkracht’ en ‘eigen regie’; begrippen waarmee persoonlijke problemen uit de maatschappelijke context worden gehaald en van hun politieke lading ontdaan. Wat overblijft na deze radicale reductie zijn individuele (aanpassings)problemen die iemand met behulp van behandeling, en eventueel medicatie, kan overwinnen.

 

De pathologische benadering

De Canadese onderzoekers Heidi Rimke en Deborah Brock spreken in hun artikel “The Culture of Therapy: Psychocentrism in Everyday Life” van de “groei van de pathologische benadering, een typisch Westers en recent historisch verschijnsel dat veronderstelt dat persoonlijke problemen individuele problemen zijn en veroorzaakt worden door biologische en/of psychologische factoren” (vertaling mvh).
Ze noemen dit psychocentrisme: het idee dat “alle menselijke problemen aangeboren pathologieën zijn van lichaam en/of geest, waarbij het individu verantwoordelijk is voor gezondheid en ziekte, voor succes en falen” (vertaling mvh). Dat idee vindt weerklank in een ver-ikte maatschappij omdat het de geprivilegieerden het perfecte argument in handen geeft om het eigen toevallige geluk te rechtvaardigen, en anderen die het minder hebben getroffen aan te zetten tot zelfverbetering en zelfdisciplinering. En de psy-industrie, het geheel aan psy-gerelateerde hulpverleners, -instellingen en -ondernemingen, speelt daarop in en werkt daaraan mee.

 

De gevolgen van overvragen

Zo ontstaat een lucratieve business: een groeiende hoeveelheid mensen die het niet kan bolwerken en/of in de knoop zit, en zich daarom wendt tot die psy-industrie. Stress, burn-out, zelftwijfel, perfectionisme en faalangst – het zijn volstrekt gezonde reacties op een ongezonde situatie: een hyper-geïndividualiseerde samenleving waarin het niet zo is dat mensen te lam en te beroerd zijn om te werken aan hun eigen ‘beperkingen’, maar gebukt gaan onder de onredelijke eisen die hen worden opgelegd. Een samenleving waarin mensen worden overvraagd.

 

Daarbij worden de ongelukkigen en marginalen niet ontzien, integendeel. In het psy-discours wordt van hen verwacht dat ze een tandje bij zetten, juist omdát ze zulke mislukkelingen zijn. Onze ‘participatiemaatschappij’ – waar in weerwil van het heersende hyperindividualisme al die van elkaar geïsoleerde individuen worden aangespoord om er, vanwege bezuinigingen en daardoor het gebrek aan adequate sociale arrangementen, samen het beste van te maken; je zou er bijna een diagnose voor uitvinden, voor zulk krom redeneren – die maatschappij dus, verplicht ook kwetsbare mensen tot meer zelfredzaamheid. Maar dat lukt dus vaak niet, want daarvoor hebben sommige mensen te veel en te veelomvattende problemen.

 

Overspannen samenleving

“De afgelopen tien jaar waren voor kwetsbare Nederlanders zwaar. Door de slechte sociaaleconomische situatie zijn veel mensen in grotere financiële en sociale problemen geraakt, terwijl de overheid op allerlei manieren terugtrad, woningbouwverenigingen en andere incasseerders strenger werden en halve wijken werkeloos raakten,” schrijft ‘verwarde mensen-specialist’ Bauke Koekkoek, lector ‘Onbegrepen gedrag, veiligheid en samenleving’ aan de Politieacademie en lector ‘Onbegrepen gedrag, zorg en samenleving’ aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN). “Enkele jaren na de start van de economische crisis begon het aantal mensen in armoede, in schuldsanering en zonder woning toe te nemen. Ten slotte is er mogelijk ook een effect van een minder tolerante samenleving, waarin overlast en afwijkingen minder worden geaccepteerd.”

 

Nergens in Europa groeit het aantal flexwerkers zo hard als in Nederland: er zijn er al bijna twee miljoen. Flexwerk betekent inkomensonzekerheid en lage lonen, en daarmee woononzekerheid en, vaak, dreigende armoede. Armoede gaat vaak gepaard met schulden, onvoldoende geld om gezond te eten en stress. Stress kan fysieke klachten veroorzaken (hoge bloeddruk, hart- en vaatziekten) en ertoe leiden dat mensen een kort lontje hebben. Omdat ze onder druk staan, zijn ze ongeduldig en sneller geïrriteerd, en delen ze misschien ook weleens sneller een klap uit. De oorzaak van al die problemen is dus niet psychisch, maar maatschappelijk.

 

Koekkoek spreekt over een ‘minder tolerante’ samenleving, maar je zou het ook een ‘overspannen samenleving’ kunnen noemen, waarin de combinatie van hyperindividualisering en psychocentrisme die aanzet tot pathologische zelfverbetering weinig ruimte biedt aan sociaal engagement en inlevingsvermogen met mensen die zich, volgens het heersende frame, overduidelijk níét inspannen om het beste uit zichzelf te halen... Oog voor ongelijkheid en onrechtvaardigheid gelden in deze overspannen samenleving als soft en gedateerd. Als iederéén zich nou eens zou inspannen om alles perfect te doen, dan zouden problemen als inkomensonzekerheid, werkloosheid, overgewicht, achterstand, verslaving en ziekte als sneeuw voor de zon verdwijnen – dat is in elk geval de van elke realiteitszin gespeende gedachte.

 

Het falen van de politiek van gelijke kansen

Hoewel ik vind dat de geprivilegieerden juist vanwege het feit dát ze dat zijn, hun uiterste best zouden moeten doen om te begrijpen dat sommige problemen te groot en te complex zijn om in je eentje te lijf te kunnen, is het wel begrijpelijk dat het te weinig gebeurt. Dat legt Kees Vuyk uit in zijn in 2018 met de Socrates Wisselbeker bekroonde boek Oude en nieuwe ongelijkheid [een fragment uit het boek van Vuyk is te lezen in het artikel Oude en Nieuwe Ongelijkheid, red.] Eigenlijk een heel treurig boek, waarin hij vaststelt dat juist het verheffingsideaal heeft geleid tot een grotere kloof tussen de mensen die het wel, en de mensen die het niet kunnen bijbenen in onze samenleving. De politiek van gelijke kansen voor iedereen heeft de laagste sociale klasse verder op achterstand gezet, omdat elk individu daarbinnen die goed kon leren, die kans heeft gegrepen om aan zijn achterstandsmilieu te ontsnappen. Samen met de individuele sociale mobiliteit van vrouwen heeft dat geleid tot vergroting en verdieping van de kloof tussen de have’s en de have not’s: de mensen met een hogere opleiding, en de mensen voor wie dat niet is weggelegd.

 

Degenen die eerder tussen die twee sociale groepen een brugfunctie vervulden, zijn naar de andere kant overgelopen. Tegelijk zijn sociale groepen waarin wel een zekere menging plaatsvond, zoals bijvoorbeeld de kerk, vergrijsd en gedecimeerd. Bovendien zijn steeds meer vrouwen – die vaak fungeerden als sociale verbinders – gaan werken, en van hen de hoogopgeleide vrouwen het meest. Dat laatste heeft niet alleen de verschillen tussen vrouwen onderling vergroot, maar ook op de relatie- en huwelijksmarkt zijn effect niet gemist. Bij de hoogopgeleide geprivilegieerden vindt sinds een aantal decennia een cumulatie van inkomen plaats, waardoor het verschil met de praktisch opgeleiden die niet zelden een veel lager, vaak ook onzeker, inkomen verdienen, nog eens extra is vergroot.

De twee groepen leven inmiddels in verschillende werelden en hun paden kruisen elkaar maar zelden spontaan. Ze hebben dan ook geen benul van wat er in ‘de andere’ wereld gebeurt en baseren hun mening over elkaar vooral op hearsay, vooroordelen en Facebook – niet de allerbeste kennisbronnen.

 

De verantwoordelijkheid van de geprivilegieerden

Die eenzijdige en bevooroordeelde kijk valt vooral de hoogopgeleiden te verwijten. Zij hebben niet alleen de tijd en de mogelijkheden om zich te verdiepen in maatschappelijke kwesties, maar ook de morele plicht om dat te doen, juist omdát ze geprivilegieerd zijn. In plaats daarvan hebben zij het psy-discours van zelfverbetering en zelfdisciplinering geadopteerd als het nieuwe normaal. Zo kan het gebeuren dat zij de obese man die dagelijks twee pakjes sigaretten rookt maar wel dag en nacht klaarstaat voor zijn hulpbehoevende buren, een ruggengraatloze verslaafde noemen

die voor straf —disciplinering! – een hogere zorgpremie zou moeten betalen; terwijl zij, de fitte hardlopers die met hun AirPods in en de blik op oneindig de dagelijkse menselijke ellende letterlijk en figuurlijk in hun aero- dynamische pakjes voorbijrennen, juist een lichtend voorbeeld zijn van hoe het hoort. Nou, zo moet het dus niet.

 

“Wat we vooral nodig hebben, is een nieuw maatschappelijk contract waarbij de sociale bovenlaag minder voor zichzelf en meer voor de samenleving als geheel gaat zorgen,” schrijft filosoof Gabriël van den Brink in zijn recensie van Vuyks boek. Dat kan als die geprivilegieerden doorzien dat de combinatie van hyperindividualisering en psychiatrisering de samenleving als betekenisvolle sociale gemeenschap ondermijnt. En daar wordt uiteindelijk niemand beter van.