De droom over duizend schipbreuken

01-10-2020

Geboren in Nederland, uit Surinaamse ouders, maakt Patricia Kaersenhout een artistieke reis waarin ze de betekenis onderzoekt van onzichtbaarheid als gevolg van de Afrikaanse diaspora en kolonialisme in relatie tot haar opvoeding in een West- Europese cultuur. De politieke rode draad in haar werk roept vragen op over veranderingen binnen de huidige Afrikaanse diaspora in relatie tot feminisme, seksualiteit, racisme en de geschiedenis van de slavernij.

 

“Rot op naar je eiland!” is tegen mij gezegd als kind, maar ook later als volwassene. ‘Welk eiland dan?’, dacht ik als kind. ‘Waar is dat eiland en hoe kom ik daar? Hoe heet dat eiland?’ De opmerking riep zoveel vragen bij me op dat het mijn fantasie eindeloos prikkelde. Ik fantaseerde over schipbreuken en dat ik als enige overlevende aanspoelde op een onbewoond eiland. Ver weg van de wereld met al haar rauwe zinloze gebeurtenissen. Tegelijkertijd wist ik dat deze opmerking gerelateerd was aan mijn huidskleur en cultuur, die beide als inferieur worden beschouwd.

 

Misschien dat dit het zaadje is geweest voor het groeien van een werk wat ik veel later heb gemaakt. De titel: The dream of a 1000 shipwrecks. Het is een werk dat bestaat uit meerdere delen en lagen. Het eerste deel bestaat uit 144 werken van pagina’s uit wetenschappelijke boeken die geschreven zijn vanuit een westers modernistisch perspectief. De pagina’s zijn uit de boeken gescheurd, en vervolgens bewerkt en opnieuw gerangschikt met als rode draad de zee en de schepen. Op deze wijze heb ik getracht om zogenaamde westerse kennis, waarin de stemmen van mijn voorouders genegeerd worden, te ontheiligen.

Door de werken zijn twee teksten van Shakespeare verwerkt. Het feit dat Europeanen besloten om met schepen oceanen te doorkruizen heeft de hele wereld een andere en nieuwe ordening gegeven, waarvan de desastreuze gevolgen vandaag de dag nog wereldwijd aanwezig zijn in onze samenlevingen. Door de grenzen van een geschreven historische en/of wetenschappelijke werkelijkheid in twijfel te trekken en er een onbegrensde chaos en fantasie tegenover te zetten, creëer ik een andere werkelijkheid. Met dit werk beweeg ik weg van westerse moderniteit waarin maar één wereld mogelijk is en streef ik naar een wereld waarin meerdere werelden mogelijk zijn. De Colombiaans-Amerikaanse antropoloog Arturo Escobar noemt dit pluriversalisme.

 

      

Patricia Kaersenhout, The Dream of a Thousand Shipwrecks, 2009

 

Hamlet en The Tempest

De volgende twee teksten van Shakespeare zijn in The dream of a 1000 shipwrecks verwerkt:

 

‘What a piece of work is a man! How noble in

reason, how infinite in faculty! In form and moving

how express and admirable! In action, how like an angel!

In apprehension, how like a god!

The beauty of the world. The paragon of animals – and yet,

to me, what is this quintessence of dust?

Man delights not me — nor woman neither,

though by your smiling you seem to say so.’

Uit Hamlet

 

Wanneer Hamlet de vraag rechtstreeks in zijn toespraak tot Rosenkrantz en Guildenstern oproept, richt hij zich op een diepgaande existentiële vraag. Hij gaat naar de kern van de vraag wat een mens is. Hij zegt: een mens is in wezen slechts een hoop stof. Dat is naar mijn idee niet alleen een diepgaande uitdrukking van depressie, maar ook een schokkend beeld van hoe onbetekenend de mens eigenlijk is.

 

De tweede tekst komt uit The Tempest en wordt uitgesproken door Prospero:

 

Our revels now are ended.
These our actors,

As I foretold you, were all
spirits, and

Are melted into air, into thin air:

And like the baseless fabric of this vision,

The cloud-capp'd tow'rs, the gorgeous palaces,

The solemn temples, the great globe itself,

Yea, all which it inherit, shall dissolve,

And, like this insubstantial pageant faded,

Leave not a rack behind. We are such stuff

As dreams are made on; and our little life

Is rounded with a sleep.

 

In The Tempest portretteert William Shakespeare het personage Caliban als een woest, afschuwelijk beest en als de slaaf van Prospero. Shakespeare ziet Caliban als een minder wezen. Prospero symboliseert de westerse macht die een eiland en zijn inwoners domineert; terwijl Caliban de eilandbewoner vertegenwoordigt die wordt gecontroleerd door de westerling. De overdreven krachtige houding die Prospero vertoont, symboliseert de verovering van de witte man over andere culturen. Het concept dat de ene man krachtiger is dan de andere, is een factor die bijdraagt aan de immorele relatie tussen Prospero en Caliban. Caliban vertegenwoordigt de inheemse eilandbewoner die niet kan ontsnappen aan de wreedheid van zijn meester.

 

William Shakespeare benadrukt dat Caliban de manier vertegenwoordigt waarop de westerse beschaving destijds mensen van de Caribische eilanden voorstelde. Mensen uit het westen verbeeldden het Caribische volk als monsters en vervormde beesten. Shakespeares beeld van Caliban als een beestachtige wilde was opzettelijk. In het stuk wordt Caliban vaak bestempeld als een dier of als iets minder dan een mens. Shakespeare maakt een complexe analyse van de westerse perceptie van de Cariben door deze aanstootgevende voorwaarden. Voor de westerling is het enige onderscheid tussen een dier en Caliban dat de eilandbewoner een geaccepteerde taal kan spreken. Het deels dierlijke, deels menselijke aspect van Caliban vertegenwoordigt de manier waarop mensen zich voorstellen hoe eilandbewoners fysiek verschijnen, maar wat Shakespeare doet door Caliban te laten spreken, is een wezen met een vreselijke uitstraling transformeren in een echt persoon met gedachten en menselijke emoties.

 

De betekenis van onzichtbaarheid

Kunst is voor mij een onderzoekend medium, waarbij onderwerp van onderzoek de relatie van de menselijke geest tot de buitenwereld is. Perceptie en de status van de voortdurend veranderende weergaven van werkelijkheid zijn daarbij voor mij de kernbegrippen. Mijn werk onderzoekt verborgen en vergeten verhalen die zich ontvouwen als een artistieke zoektocht naar de betekenis van onzichtbaarheid als gevolg van de Afrikaanse diaspora en het kolonialisme. Veel werken belichamen de paradox om het onzichtbare te willen visualiseren en het ondefinieerbare toe te staan. De onderwerpen die ik onderzoek gaan over de positie van Zwarte mensen in relatie tot seksualiteit, slavernij, kolonialisme en racisme. Mijn artistieke praktijk is al geruime tijd geïnspireerd door Zwart activisme, een missie waarmee ik mezelf hartstochtelijk identificeer. Het is niet alleen de erfenis van de Nederlandse koloniale periode die belangrijk is voor mijn werk, maar ik behandel ook de huidige ontwikkelingen in verband met migranten zonder papieren van het Afrikaanse continent en jonge Zwarte activisten. Binnen mijn werk onderzoek ik de koloniale esthetiek, die vraagtekens plaatst bij waarom binnen de westerse esthetiek categorieën als schoonheid en representatie elke discussie over kunst en de waarde ervan domineren. “In hoeverre bepalen deze categorieën hoe we over onszelf denken: wit of zwart, hoog of laag, sterk of zwak, goed of slecht.” (Walter Mignolo). Met mijn werk probeer ik gevoelens van verdriet, woede en verlies op te roepen als een manier om onze voorouders te herdenken die op brute wijze onvrijwillig zijn verplaatst en daardoor ontheemd zijn geraakt.

 

Kunst, activisme en voelen

Kunst en activisme zijn voor mij onlosmakelijk met elkaar verbonden. Alle kunst is politiek. Tegelijkertijd bestaat er tussen beide een complex spanningsveld. Kunst gaat over verbeelding en het overstijgen van een realiteit. Mijn werk zou onder een ander gesternte een nieuwe betekenis kunnen krijgen, terwijl activisme gaat over een dagelijkse rauwe realiteit waar Zwarte mensen mee te maken hebben. Hoe voorkom ik dat mijn werk pamflettistisch wordt? Dat is een strakgespannen koord waar ik voortdurend op balanceer.

 

Met mijn werk nodig ik de bezoeker uit om een liminale ruimte te betreden. Dat is een denkbeeldige ruimte waarin er ongemak mag zijn, waar het schuurt en schaaft maar waar de beschouwer gestimuleerd wordt om middels mijn werk, mijn performances, een andere werkelijkheid te verbeelden. Maar het gaat ook over voelen, want wij zijn in het westen getraind om te consumeren met het hoofd. Dat geldt ook voor kunst, en ik wil met mijn performances dat consumptieve gedrag doorbreken door mensen via het lichaam naar een ander bewustzijn te brengen.

 

Ik bevraag de dominante westerse visie op schoonheid en wil eerder emoties oproepen. De gevolgen van de trans-Atlantische slavernij zijn voor mij nog steeds voelbaar, omdat in de Caribische traditie geschiedenis ook wordt overgedragen via het lichaam. Ik draag deze belichaamde herinneringen van mijn voorouders met mij mee. Dit is iets wat het men in het westen vaak niet begrijpt omdat binnen de modernistische traditie hoofd en lichaam gescheiden zijn. “Ik denk dus ik besta” van de Franse filosoof René Descartes heeft bijgedragen aan deze modernistische overtuiging. Maar er is een diepe wond gemaakt tijdens de slavernij en later het kolonialisme waar we allen van moeten helen. En helen gaat niet via het hoofd maar het lichaam.

 

Plezieractivisme

Ik ben ook een activist: een plezieractivist. Een term die ik oppikte van de sociale rechtvaardigheidsactiviste adrienne maree brown. Aanvankelijk ging plezieractivisme over het claimen van het recht voor Zwarte mensen en met name vrouwen om plezier te ervaren. Feiten, schuld en schaamte zijn beperkte motivaties om verandering te creëren, dus daar beweeg ik bewust van weg. Het zijn lage energieën en het is een manier om verantwoordelijkheid nemen te vermijden. Een plezieractivist is zich bewust van wereldmisbruik en weet dat de strijd voor een rechtvaardige wereld een lange strijd is die niet binnen enkele generaties is opgelost. Ik geloof dat er op een dag een eerlijke wereld zal zijn en het maakt me blij om te weten dat ik daaraan heb bijgedragen. Ook al weet ik dat ik hoogstwaarschijnlijk niet fysiek aanwezig zal zijn wanneer dit gebeurt. De strijd voor gerechtigheid is een strijd die mij voldoening geeft, gelukkig maakt en bergen energie geeft. Aan het einde van het stuk The Tempest stijgt Caliban boven zijn meester uit en tart hem. Hiermee daagt Shakespeare de verwachtingen van de lezer uit en maakt van de tot slaaf gemaakte een overwinnaar. Deze belangrijkste plotwending laat zien dat Shakespeare Caliban zag als iets meer dan een dier. Shakespeare wilde dat de lezer Caliban tegen het einde van het stuk in een nieuw licht zou zien. Niet als een wild dier, maar als een personage met ware emoties. Bovendien zou de slotscène een toekomstige waarschuwing kunnen zijn voor een revolutie en het vernietigen van de kolonisatoren van de wereld.

 

Het ontmantelen van macht

Voor mij is er een duidelijke parallel te trekken met de huidige Black Lives Matter beweging en de bovenstaande passage. Zwarte mensen zijn boven hun ‘meester’ aan het uitstijgen. De revolutie is nu gaande en de witte minderheid kan er niet meer omheen dat er een einde moet komen aan 500 jaar onderdrukking, moorden en uitbuiting van Zwarte mensen. De koloniale moderniteitsmatrix van macht waar we in gevangen lijken te zijn, zal ontmanteld moeten worden. Wonden moeten geheeld worden en dat gaat gepaard met pijn. En veel tranen, maar we zijn begonnen en laten we het vooral met tederheid en begrip doen. Laten we radicaal zijn in onze liefde naar elkaar toe. Voor witte mensen is het belangrijk om te beseffen dat Zwarte mensen niet op wraak uit zijn maar rechtvaardigheid willen. En gezien het onrecht wat ons al eeuwenlang is aangedaan is dat niet te veel gevraagd. Toch?

 

Ik geloof dat kunst kan bijdragen aan belangrijke maatschappelijke veranderingen die leiden tot een meer rechtvaardige samenleving. Maar dan zal de kunstwereld zich moeten durven onttrekken aan het systeem van kapitalisme en diepgaande institutionele veranderingen ondergaan door haar eigen racisme onder ogen te zien. Deze verandering gaat vele malen verder dan een #blacklivesmatter bericht plaatsen op social media of meelopen in een demonstratie. De vraag is of men daartoe bereid is. Maar om met Shakespeare te spreken: Bereidheid is alles, de rest is ijdelheid.

 

Patricia Kaersenhout geeft regelmatig lezingen over haar werk in relatie tot Decolonial theory en geeft les aan de Decolonial summerschool in Middelburg. Ook is ze coach bij de masteropleiding Creative Producing aan de DAS Graduate school in Amsterdam. Ze heeft regelmatig exposities in zowel binnen- als buitenland. Haar werk wordt vertegenwoordig door Wilfried Lentz.